Het werd weer eens tijd voor een update uit huize Linger. Ik loop, zoals verwacht, zwaar achter op schema. Ik heb op dit moment net geen 800 woorden. Ik zou op dit moment net geen 6666 woorden moeten hebben.
Geeft allemaal niets, dat komt later wel (mijn grote valkuil heet uitstelgedrag). Maar ik heb in elk geval vandaag enige tijd gevonden - al was dat moeilijke vanwege een drukke dag, wederom - om te schrijven aan NaNoWriMo. Ik heb een paar dingetjes herschreven, en nog een klein stukje toegevoegd aan het verhaal. Onderstaand het hele verhaal, zoals ik het nu op mijn computer heb staan. Woensdag en donderdag staan ingepland als schrijfdagen, dus dan zal er aanzienlijk meer geupdate worden.
Gegroet
----------------------------------------
Een huisfeest. Alleen het woord al klinkt verschrikkelijk eng. Ik houd helemaal niet van feesten. Ik mag de komkommer snijden, want dat kan zelfs een culinaire nul als ik. Het huisfeest betreft een gezamenlijk etentje, en daarna een ‘borrel’. Borrel, ook weer zo’n woord dat ongekende afschuw bij me opwekt, maar enfin. Tegenover me zit Viv. Zij mag de tomaten snijden, en is kennelijk ook een nietsnut op keukengebied. Ik ben in elk geval niet de enige, is het eerste wat ik denk. Hoewel ze iets behendiger snijdt dan ik, is aan haar af te zien dat ze geen volleerd voedselkunstenares is, maar zich liever schuldig maakt aan Albert Heijn-opwarmmaaltijden, pizza’s, en meer van dat soort producten die louter in de winkel liggen voor mensen die niet hun heil zoeken in exotische en ingewikkelde recepten.
Er zijn negen van de vijftien gangbewoners op het huisfeest afgekomen. Zeven van de negen deelnemers lijken keukenhelden te zijn. Viv en ik zijn de nietsnutten tussen de chef-koks. Om er zeker van te zijn dat ze inderdaad niet stiekem een hoogstaand keukenprinses is, vraag ik haar of ze ‘ook niet zo weg is van koken’. ‘Ook niet zo weg van koken’ klinkt lekker neutraal. Het is een heel veilige methode van vraagstelling.
‘Haha, nee. Ik kookte vroeger nooit.’ Godzijdank. ‘Maar mijn vriend houdt ontzettend van koken, dus de laatste tijd gaat het iets beter.’ Een lichte tegenvaller. ‘Maar geef mij maar gewoon een pizza.’ Zo mag ik het horen. ‘Dan hoef ik niet naar de keuken. Dat vind ik verschrikkelijk. Dan sta je daar, en moet je een praatje gaan maken. Ik mag die mensen helemaal niet. Ik hoef ze helemaal niet te spreken. En als ik dan al een gesprek heb met iemand die ook in de keuken loopt, gaat het over het weer, of zo. Nou, dan hoeft het voor mij niet,’ antwoordde ze. En nog snel erachteraan: ‘Of zeg ik nu iets raars?’
Lotgenoten! We zijn lotgenoten! Dat is wat ik vooral denk. Een warm gevoel kruipt mijn buik binnen. Alsof je in een achtbaan zit en na een lange takeling omhoog, plotseling het randje over gaat en naar beneden zoeft, dat gevoel.
‘Nee, zeker niets raars,’ zeg ik. ‘Maar misschien is het niet verstandig om op dit moment een haattirade tegen ze te gaan houden. Dat bewaren we voor later, oké?’
Ze lacht.
Maar ik weet precies wat ze bedoelt. Kortzichtig, dom, burgerlijk, bij vlagen achterlijk, dat zijn mijn huisgenoten. Verschrikkelijk is het. Als je dan al een keer een poging waagt een praatje met ze te maken, en je vertelt ze iets, beginnen ze opeens quasigeïnteresseerd te knikken. En af en toe gooien ze heel enthousiast een ‘jaja’ en een ‘hm’m’ tussen je verhaal door. Maar terwijl ze daar dan zogenaamd verschrikkelijk geïnteresseerd en hartelijk staan te doen, kun je ondertussen de desinteresse van hun gezicht aflezen. Als ze niet de onbegrensde drang hadden gehad aardig gevonden te worden, Jezus Christus, aardig gevonden worden, dan hadden ze je nog geen blik gegund. De neiging tot populisme zet hen aan tot sociaal gedrag. Zolang hun imago niet in gevaar komt, te boek staan als het sociale meisje, of de bereidwillige en toeschietelijke jongen, dan is er geen vuiltje aan de lucht. Maar in hun binnenste verachten ze je, en je weet het. Toneelspelen, acteren, dat is alles wat ze hele dagen doen. Maar enfin. Tot zover mijn huisgenoten.
Ik begin iets langzamer te snijden, want de komkommers beginnen langzaam maar zeker op te raken. En als de komkommers op zijn moet ik iets anders culinairs gaan doen, en dat kan ik dus helemaal niet. Daarbij wil ik mijn lotgenoot Viv kost wat kost niet verlaten. Misschien is dat stiekem nog wel de voornaamste reden. Ik ben bang om me te begeven onder mensen in het algemeen, en mijn huisgenoten in het bijzonder. Of misschien is het niet eens een angst. Ik zou het eerder willen typeren als een tweestrijd. Enerzijds heb ik de verwerpelijke drang aardig gevonden te worden door wie dan ook, wil ik me sociaal profileren als een ontzettend vriendelijke, sociale, behulpzame, meelevende jongen. Dat is natuurlijk een ronduit verachtelijke houding, en bij vlagen verzet ik me ook uit alle macht tegen dit soort extreem burgerlijke praktijken, maar ik heb de drang helaas wel. Dat is nu eenmaal zo. En nu zal ik niet zeggen dat ik vriendelijk, sociaal, et cetera ben, maar ik ben in elk geval bijzonder getraind in het spelen van zo’n persoon. Acteren, doen alsof ik het ben, dat bedoel ik. Ontzettend hypocriet natuurlijk, dat weet ik zelf ook wel. Maar je ontkomt er niet aan; of toch in elk geval niet in mijn studentenhuis.
--------------
PS: Reageren is nog steeds verboden, behalve voor jou
dinsdag 4 november 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten